Het is niet makkelijk om als 26-jarige in een studentenhuis te wonen. Laat staan een huis met veertien bewoners. Je krijgt er veel gezelligheid voor terug - zo is er altijd wel iemand thuis om mee te koken of kletsen - maar je levert ook iets in. En datgene dat je inlevert wordt op latere leeftijd steeds belangrijker: hygiëne.
Aangezien ik al jaren in hetzelfde huis woon heb ik vele soorten strijd tegen viezigheid mogen meemaken. Zo was er de vreselijke tijd dat we een vakjeskast van de IKEA hadden gevuld met veertien plastic afwasbakken; een bak per huisgenoot. Daar mocht men dan de afwas in stallen die ze ‘op dat moment niet konden doen’. Op de vraag waarom het afwassen nooit direct na gebruik kon worden gedaan volgden de meest uiteenlopende redenen, die eigenlijk allemaal neerkwamen op: ik heb er geen zin in. Maar een paar uur (of dagen) later heb je er nog steeds geen zin in, en de afwas stapelt zich alleen maar op. Toen uiteindelijk twee jongens heuse imperia hadden gebouwd die de grenzen van hun bak overschreden en er bijna sprake was van een nieuw ecosysteem in onze eetkamer, waren de dagen van de bakkenkast geteld. (Waar die veertien afwasbakken nu zijn? Die staan natuurlijk nog gezellig in elkaar geschoven te schimmelen onder het fornuis, hoezo?)
Naast dat dit soort toestanden uitermate smerig zijn, levert het ook de nodige wrijving op in huis. Er zijn in dit scenario een aantal schurken die proberen zo min mogelijk af te wassen. En dus ook hun afwas overal en nergens laten staan. Mijn vorm van bestrijding bestaat uit foto’s sturen in onze speciale schoonmaak-app, voorzien van bijschriften als ‘van wie is dit?’, ‘kan dit worden afgewassen?’ en laatst zelfs het zonderlinge: ‘kan degene die proppen wc-papier met bloed op tafel heeft laten liggen dit zsm opruimen’.
Het lijkt nu misschien alsof ik er plezier uit haal om politieagentje te spelen in mijn eigen huis, maar niets is minder waar. Ik vind het vreselijk. Ik voel me een zeikerd en een zeurpiet, en ik merk ook dat ik me door mijn rol steeds meer op alle troep ga focussen. En eraan storen. Dus sinds kort ben ik in staking. Voor een hele maand hou ik mijn mond. Geen vies mes, beschimmeld bakje of vettige pan gaat me nog verleiden tot het doorbreken van mijn stilteretraite. Ik merk wel dat andere huisgenoten me nog proberen aan te sporen om iets te zeggen van de rommel, maar het mag allemaal niet baten. Deze bad cop geniet van haar welverdiende pensioen. En dat mag ook wel, want 26 in een studentenhuis is 67 in mensenjaren.